Herinneringen

Sommige oud-Nickerianen willen hun herinneringen aan Nickerie en hun schooltijd delen met anderen. Wil jij dat ook? Stuur je bijdrage aan a.j.waltmans@gmail.com, bij voorkeur vergezeld van twee foto's, één van toen en één van nu.

Remi Dielbandhoesing

Ergens in 1963 verhuisden we van La Rencontre, Domburg, naar Nickerie. Mijn vader werkte voor Papa Lantie en om de zoveel jaar verhuisden we. Met inbegrip van paps
en mams waren we met zijn zevenen. We bleven twee jaar in Nickerie.

Op een vroege ochtend werden we opgehaald door een Landrover. De inboedel was al verzonden met de Perica. Na aankomst gingen we naar onze nieuwe stek aan de Balatastraaat 33. Ondertussen was er eten voor ons besteld en keken we rond. Een ruim huis, maar zodanig gebouwd dat het altijd heet was. Ook was er een groot erf bij het huis, maar de grond was kurkdroog en, tot mijn niet geringe verbazing, liepen er een paar schapen rond die het kleine beetje gras weghapten.

De volgende dag ging ik Nieuw-Nickerie verkennen. Al gauw merkte ik dat je niet gauw kon
verdwalen. Vanaf de Balatastraat liep je gewoon in de richting van de Nickerierivier en
kwam je vanzelf bij de markt terecht. Mijn eerste echte ontmoeting met Nickerie was op de markt. Een grote, lichtkleurige Hindoestaanse vrouw met een baskiet op haar hoofd, zag me daar doelloos rondlopen en schreeuwde me toe: ‘Hee baay, get da bakiet fo mie’, terwijl ze naar een volle emmer water keek. Nee, hier kon ik geen chocola, tjatnie of djelebie van maken. Hier was ik in Suriname, maar toch ook in het buitenland. Ik keek de vrouw niet begrijpend aan en pas veel later kwam ik erachter dat ze bedoelde: He boy, get the bucket for me …. Hier was alles anders. De mensen waren anders gekleed, ze spraken anders, een andere taal, ze keken je recht in het gezicht aan en zeiden: ‘You from Surinam?’, alsof je een buitenlander was. Of: ‘You from foto?’, waarmee ze Paramaribo bedoelden.
   De winkels in Nickerie waren groot, groter, grootst. Daarnaast waren er maar liefst drie bioscopen: Julianatheater, Volkstheater en, voor degenen die het licht nog niet hadden gezien Roshnie. En, om het eigene nog duidelijker te onderstrepen had men een eigen frisdrank, TTL. Nickerie kende ook een eigen radiostation, Radio Nickerie (RANI), een aardige woordspeling. Tot mijn stomme verbazing had men ook een eigen weekblad, De Nickeriaan, met nieuws over rijst, oogsten, statistieken, artikelen uit De West en enig lokaal nieuws. De uitgever was ene O’Varma, die thuis een drukkerij had.

De Muloschool
Na een paar dagen begon de school. Ik zat in de 2e Mulo. De school was ongeveer tien
minuten lopen van ons huis. Ik moest eerst in de richting van de Julianastraat en daarna steeds rechtdoor, tot de Hoeksteen. Op weg naar school kwam ik na nog geen 100 meter
winkel Ramtahal tegen. Daar mochten we niet gaan van mijn vader. Beneden was een echte
winkel, maar boven werden andere artikelen uitgestald. De dames kwamen uit Brits-Guyana
en wat mij opviel was dat niemand er een punt van maakte. Ze stonden gewoon boven op het balcon, lachten en kirden een beetje en doken even later weg, een kamer in. Van mijn broer, die ouder was en er meer kijk op had , hoorde ik soms dat het payday was, dus dat het ‘spang’ was bij Ramtahal.
   Op het schoolerf waren drie scholen gevestigd, een lagere school, een Ulo en een Mulo.
Wij van de 2e klas zaten nog aan de kant van de lagere school, aan de kant van winkel
Kisoensingh of De Hoeksteen. We zaten steeds in hetzelfde lokaal, op de begane grond,
en de leraren kwamen naar ons lokaal toe. We kregen les van mw. Netto (Nederlands), de heer Jensen (Spaans), de heer Schneider (Duits), de heer Biharie (geschiedenis), de heer Wolff (biologie). Van de meeste leerkrachten kan ik me niet veel meer herinneren. Wel die echte blonde bakra, die ons Duits gaf. Heette het boek dat we gebruikten niet Neue Bahnen? Al die 3e- en 4e naamvalsvoorzetsels, al die uitzonderingen … Kwam die Schneider niet met een Jawa motorfiets op school en was hij niet een soort polder-dominee?
   Een van de meest opvallende leerlingen was Prem Girjasing. Net als ik een import-
Nickeriaan. Prem was een echte torie-mang, je wist niet wat waar was, die overal al de weg
wist. Echt het type ‘fixer’, met als belangrijkste uitdrukking: A regel. Een man die politici
niet kunnen missen. Prem woonde aan de Voorstraat, niet ver van de rivier. Zijn vader was
bestuursopzichter en had aardig wat in de Nickeriaanse melk te brokkelen. Later vernam ik
dat hij veel gedaan had om de Zeedijk te beschermen tegen verdere afkalving of kustafslag.

De leraren, konsjes en de tuinman
Na de tweede ging ik naar de derde, eigenlijk 3A. Ik was goed in rekenen, maar tot mijn verbazing werd ik op de eerste schooldag door meneer Van Leeuwaarde (Nederlands) meegenomen naar 3B. Inmiddels was de oude directeur, de heer Eggens, vertrokken en werd de tent gerund door ene mijnheer Leliënhof*, die voor behoorlijk wat heibel op school zorgde. Hij gaf ons biologie , d.w.z. als hij niet weer een of andere dringende bezigheid had. Verder kregen we les van de heer Pronk (wiskunde). Hij had een zendinstallatie en kon vaak leuke verhalen vertellen over met wie, uit welk land, hij de avond tevoren gekletst had. Zijn ogen waren maar al te vaak rood, dus ik geloof dat hij last had van de Nickeriaanse ziekte en een verwoed aanhanger was geworden van Jan de Loper. Aardige man. Beheerste zijn stof goed en kon ook goed uitleggen. Spaans kregen we van mw. Dankerlui, type leptosoom, gekleed volgens de mode van ver vervlogen jaren, semper idem. Vermoedelijk sprak ze goed Spaans, maar van lesgeven had ze geen kaas gegeten. Nederlands werd verzorgd door de heer Van Leeuwaarde, die zijn vak verstond en goed kon lesgeven. Grammatica en spelling presenteerde hij in hapklare brokken, en passant ons plagend met vragen waarom ‘de laatste twee’ juist was en niet ‘de twee laatste.’ Hij woonde aan de Ulo-kant van het scholencomplex. Op mijn zwerftochten door de ‘stad’ zag ik hem vaker op zijn balcon zitten, terwijl hij een of ander instrument (klarinet?) speelde. Hij had een scooter, die ik verdacht vaak vlakbij het voetbalveld zag waar twee bloedmooie ‘boeroe’ meisjes woonden. Natuurkunde kregen we van meneer Bueno Bibaz. Een uitstekende leraar, met veel geduld. Hij liep in een hoek van ongeveer 100 graden. Tip-top gekleed. Erg populair. Lachte veel. Kon leuk vertellen, vooral over zijn reis naar The States. Had een paar ‘lievelingen’, waaronder ene Sakuntala, een klein meisje uit de polder, dat erg serieus was. Ja… en dan hadden we juffrouw Lowe, ook zo’n apart type . Gaf Engels. Maakte al bij de eerste les duidelijk dat je niet over haar heen kon lopen, laat staan teruglopen …. Was streng. Kwam het huiswerk controleren. Deed m.i. verwoede pogingen om elk jaar een jaartje jonger te lijken. Echter, gelet op haar leeftijd mocht ze er wel zijn. Vergis ik mij niet, dan kregen we Duits van de heer Van der Jagt, die echter halverwege het schooljaar overleed. We zaten nu in het hoofdgebouw. Aan de onderzijde kon je je fiets kwijtraken, maar ook gewoon rondlopen en kletsen. De school had een ‘konsje’ en een man die de tuin onderhield. De laatste kon ik amper verstaan. Hij sprak een soort Bedjang, gemixt met Hindoestaans. Voor de leerlingen, of zal ik zeggen: mannen, uit de polder, als Soerinder en Sitaram, was het echter gesneden koek.

Voetbal en cricket
In Nickerie viel heel wat te beleven. Bij ons op de hoek had je het clubgebouw van v.v.
Rosario. Door de weeks was het potdicht, maar op zondag was er leven in de brouwerij,
en hoorde ik liedjes als ‘If I had the wings of a dove’, ‘Shame and scandal in the family’ ,
met zinnen als ‘The girl is your sister but your mama don’t know’. Nou, dat was niet voor de
poes. Even verderop van Rosario,ik dacht aan de Julianastraaat, had je het voetbalveld, met
verenigingen als Zwaluw, Prakash, Rosario, Remo en voetballers als Jimmy Emanuelson,
Taras Bulba (bijnaam van Roy Sedoc). Voor voetballen had ik geen enkele aanleg, maar ik ging wel eens kijken omdat mijn broer ook voetbalde.
   Naast het voetbalveld had je het cricketveld. Ook dat was iets bijzonders. Ik ging daar vaker
kijken, maar het duurde enige tijd voordat ik het spel en de bijbehorende kreten begreep.
Ik denk dat ik twee clubs nog ken, Gandhi en BCC. Er waren umpires, wickets, fastbowlers, spinnbowlers, overs, draws, tekens voor 4 runs en voor een six. Een enkele
keer bowlde of gooide een bowler niet goed en hoorde ik ‘Don’t tjonk’. Als de bowlende
partij een beslissing van de scheidsrechter of umpire in twijfel trok, hoorde je steevast
het publiek op de tribune zeggen ‘Don’t beg the umpire’. Anders dan bijvoorbeeld bij het
voetballen, klapte eenieder bij een six, vooral als de bal over de tribune ging, in de richting
van de begraafplaats. Ook hoorde ik uitdrukkingen als ‘After this over water’. Men ging dan,
nog steeds gekleed in het witte tenue, rustig water drinken. Ik meen me te herinneren, dat
om 3 uur in de middag de umpire zei: teatime. Er werd dan thee gedronken. Soms werd
de wedstrijd onderbroken voor een plensbui en wachtte men rustig totdat het veld weer
bespeelbaar was.

Nickeriaans -> Naickeriaans
Nickerie barstte van de typetjes. Mijn vader hield van dammen en naast ons woonde de heer Adjiedj, onderwijzer en dammer. Eens waren ze op het balcon aan het dammen en opeeens stopte er een man op een soort bakfiets, die bekend stond als 'Arme Jongen'. Als echte Nickeriaan nodigde hij zichzelf uit. Hij was waterverkoper en daarnaast damde hij voor geld, met als minimuminzet 25 cent. Toen hij een kwartier keek naar het spel, wist hij dat er hier niets te halen viel en trok verder.
   Nee, Nickerie of Naickerie was anders. Kwie-kwie was opeens hasa geworden. Kabeljauw of bakkeljauw was salpees. Cassave kende men niet, wel kasseera. Wie om aubergine of boulanger vroeg , kreeg baygn. Nickerianen hadden het niet over de watermeloen, wel over terboodj. Dan had je nog woorden als raas en skond, die ik beslist niet mocht gebruiken van mijn moeder. Kwam je in de polders en sprak je met Nickerianen, dan wist je het, tenminste ik. Groot- groter-NickerieEEE … The sky is the limit. De Nickeriaan was de maatstaf aller dingen. God was tijdelijk ‘geparkeerd’ in Paradise, en aan ambities geen grenzen. Toen mij, via-via, een tijdje geleden iets gevraagd werd over de rijstbouw op Ilo-Ilo (Phil) wist ik zeker dat die vraag uit Nickerie kwam.


*Noot van de redactie: hij had al snel de bijnaam Loemoemba gekregen

Astrid Waltmans

In 1961 begon ik op de Muloschool in Nieuw-Nickerie. Daarvoor zat ik vijf maanden op de Elisabethschool in Paramaribo, waar wij met het gezin in maart van dat jaar uit Nederland waren aangekomen. Nickerie kende ik alleen uit de verhalen van mijn moeder, die er was geboren en getogen. Zij had in 1946 mijn vader leren kennen, die door het Nederlandse leger naar Suriname was uitgezonden. Zij werden op slag voor eeuwig verliefd. Mijn vader 'ontvoerde' mijn moeder en mij in 1949 (ik was negen maanden oud) naar Nederland. Maar Suriname bleef kriebelen en bij de eerste de beste gelegenheid keerden wij terug, het gezin in 1950 uitgebreid met mijn broertje Ronnie. Mijn moeder was blij en opgelucht toen mijn vader drie maanden na aankomst werd benoemd tot kampementscommandant in Nickerie. Daar woonden nog steeds haar moeder en haar zusje en vrienden van vroeger. Voor haar was het eindelijk thuiskomen.

De Muloschool was slechts een paar minuten lopen van huis. We woonden op de hoek van de Achterstraat en de Wixstraat boven het kantoor van meneer Dilrosun (mevrouw Dilrosun gaf wiskunde op de Mulo) en tegenover 'Winkel Opbouw' van Willem Buie. We hadden twee ganzen, twee honden, een schildpad en een papegaai. De aap was al eerder ontsnapt. Tot mijn grote vreugde is het huis er nog, verbouwd, maar nog steeds herkenbaar.

De eerste dag op school wachtte ik in spanning af. Ik kende helemaal niemand, maar sloot al snel vriendschap met Mildred Wijngaarde, Joyce Mac Gillavry, Martha Wegdam, Thea Amo, Engelien Chaja, Els Wegdam en Gladys Lee-On, die allen bij mij in de eerste klas zaten, behalve Els. Zij was weliswaar even oud, maar zat een klas hoger. Na de tweede klas verdwenen Joyce en Martha naar de B-afdeling en Martha en Els snel daarna naar Nederland. Hun vertrek werd ‘compenseerd’ door de komst van Helen en Audrey Vriendwijk, de dochters van de skotoe. Natuurlijk zaten er ook jongens op school, zoals Henk Lie Piang, de tweeling Han en Ger Eggens (hun vader was de directeur van de school), de broers Frank en Glenn Gummels, Frank Heymans, Rudy Schenkers, Roy Sedoc, bijgenaamd Taras Bulba, Ronald Wezenhagen, Roy Kaersenhout, Ramon Westerborg, Eddy Vreeswijk, Kesho Tewarie, die we toen Baldew noemden, en nog vele anderen. Later kwamen nog uit Paramaribo de broers Johnny en Freddy Watson. Met jongens ging je echter niet vriendschappelijk om. Je werd verliefd, zo tegen de tijd dat je in de derde zat, of je vond ze vervelend, omdat ze je plaagden. Zij werden ook verliefd, maar onderling hadden ze afgesproken (dat hoorde ik pas na bijna vijftig jaar) dat ze dat voor zich zouden houden. Velen van de hier genoemde schoolgenoten heb ik in augustus 2013 terug gezien bij de grote Nickeriereünie.

In mijn herinnering moesten we veel leren en kregen we veel huiswerk. Het lerarencorps wisselde nogal, omdat de meesten voor een beperkte periode uit de stad kwamen. Nickerie werd beschouwd als achterlijk gebied en leraren en leraressen voelden zich verbannen naar 'de provincie'.

Een constante factor echter was juffrouw Lowe. Zij doceerde Engels en ik heb haar vier jaar als lerares gehad. Ik zie haar nog zo voor me, statig op haar opoefiets, een zware vlinder aan de zoom van haar jurk of rok om opwaaien te voorkomen. Ze was streng en menigmaal heeft zij mij gestraft omdat ik te veel praatte, mijn huiswerk niet had gemaakt of - in haar ogen - te brutaal was. Zelf vond ik dat natuurlijk helemaal niet. Van mijn vader had ik geleerd dat ik mocht zeggen wat ik dacht, maar het kwam er niet altijd even gelukkig uit. De titel van het Engelse leerboek herinner ik mij niet meer, maar wel de twee gedichtjes in de eerste hoofdstukken

1.

John has a bird

And the bird is in a cage

John is so glad

And the bird is so sad

2.

The laurel crown above my head

Is falling down, it's leafs are dead

But no one ever comes this way

Even to sweep the leafs away

Misschien dat door de Engelse lessen van juf Lowe ik nog steeds een voorkeur heb voor Engelstalige boeken.

Schwere Wörter was de titel van het leerboek aan de hand waarvan meneer Van der Jagt ons Duits leerde. Van der Jagt was een zachtmoedige man, die niet vóór de klas stond, maar altijd plaatsnam op een van de tafels voor in de klas. Kannst Du das wiederholen? Wann fahren Sie nach Hause? zijn zinnetjes die mij zijn bij gebleven. Of ze in het boek stonden of dat meneer Van der Jagt ze voorlas, weet ik niet meer, maar toen ik op mijn negentiende een Duits vriendje kreeg, bleek dat de lessen wel zoden aan de dijk hadden gezet, want ik kon mij tamelijk moeiteloos in het Duits uitdrukken.

En wie gaf ook weer Spaans? Meneer Watson, juffrouw Sno?, juf Dankerlui. De laatste herinner ik me vooral vanwege de ietwat scheve Grace Kelly rol in haar haar en omdat ze een keer de flamenco danste voor de klas, terwijl ze met haar castagnetten klepperde. Nederlands door meneer Jensen? In elk geval één of twee  jaar door Bea Vianen en meneer Van Leeuwarden. Wiskunde eerst door meneer Bibaz (de naamgever van de school), daarna meneer Pronk. Meneer Pronk was een van de leraren uit de stad met een tijdelijke aanstelling. Hij maakte enorm veel indruk door bij de eerste les meteen alle namen van de leerlingen uit het hoofd te kennen. En hij was radio-amateur, dat vonden we spannend. Van de lessen herinner ik me weinig. Algebra en meetkunde waren niet mijn favoriete vakken en na de tweede koos ik dan ook voor de A-richting, waarbij je wel wat wiskunde kreeg, maar voornamelijk boekhouden, het vak dat door mevrouw Bibaz werd gegeven. Debet en credit, waarvan ik dacht dat ze het verkeerd uitsprak, de balans. Wat vonden we haar aardig! De overige vakken waren aardrijkskunde, geschiedenisen gymnastiek. Gymnastiek, meer sport, op het veld voor de school met meneer Fernald.

De school begon 's-ochtends met de vlaggenparade, waarvoor elke dag twee andere leerlingen werden aangewezen. Daarna ging de bel en begonnen de lessen. Toen Han Eggens een keer aan de beurt was om de vlag te hijsen, hing hij hem opzettelijk op zijn kop, tot woede en ergernis van zijn vader, die directeur was van de school. De jongens Eggens stonden bekend als ogri boi. In 1963 of 64 keerde de familie Eggens, tot groot verdriet van veel meisjes!, naar Nederland terug. De heer Eggens werd als hoofd van de school opgevolgd door de heer Leliënhof. Een groter tegenstelling kon je je niet voorstellen. Meneer Eggens was lang, wit en blond, meneer Leliënhof was klein en zwart. En hij had niet van die leuke zonen. Ik herinner me hem als een driftkikker. Volgens mij heeft hij het niet lang uitgehouden in Nickerie.

Spijbelen deden we ook en dat deden we kennelijk goed, want onze ouders zijn het nooit te weten gekomen. Het ging als volgt: als de bel voor de volgende les was gegaan, kon je stiekem het lokaal verlaten voordat de volgende leraar binnen kwam. We zwierden dan door de stad en keerden bij een volgende les terug. Aan je klasgenoten vroeg je dan om de bordenwissers naar beneden te gooien, zodat je, als je in de klas terug was, zogenaamd de bordenwissers was gaan uitkloppen. Dat deze truc onopgemerkt is gebleven, is een groot raadsel.

In de pauze kon je beneden onder de school een broodje kopen met sardien of bakkeljauw met veel peper. Ik heb menigmaal het brood dat ik van thuis meekreeg niet opgegeten omdat ik de broodjes op school veel lekkerder vond.

In 1965 deed ik eindexamen, haalde mijn diploma en vertrok een paar dagen later naar Nederland. In 1976 was ik met mijn moeder voor een kort bezoek in Nickerie. Van mijn oude vrienden woonde er niemand meer. Daarna ben ik tot 2011 niet meer in Suriname geweest. Ik ging dat jaar met vut en kreeg de reis als afscheidscadeau. Mijn man was mee en uiteraard moest ik hem Nickerie laten zien. Ik vond het erg veranderd, maar desondanks vond ik er blindelings mijn weg. En wie schetst mijn verrassing toen daar de Muloschool nog fier overeind stond. De omgeving was veranderd, maar de school zag er nog bijna hetzelfde uit. Mijn man en de vrienden die mee waren, heb ik de school laten zien en ik heb er, onder aan de trap, de verhalen verteld die ik hierboven heb geschetst. Het was toen dat het idee werd geboren om een reünie te organiseren. Een idee dat in augustus 2013 is gerealiseerd. En nu, aan de vooravond van het 65-jarig jubileum op 1 november, keer ik in gedachten weer terug naar die jaren tussen 1961 en 1965. Het waren mooie jaren, de school was de kern van ons bestaan en we zijn allemaal goed terecht gekomen, zoals dat heet. Van de vrienden van toen hoop ik er velen weer te zien op 1 november. Ik heb me in elk geval voor de jubileumbijeenkomst aangemeld.

Dit bericht is verwijderd

Joan Schoonhoven-Tjon Tjauw Liem

De Perica in 1950

Joan Schoonhoven-Tjon Tjauw Liem

Van oktober 1961 tot en met augustus 1965 was ik op de Bueno Bibaz school. De jongens droegen korte broeken en de meisjes rok of jurk. Vermeldenswaard is ook dat ik als leerkracht dienen van april 1969 tot en met juli 1970

De familie Tjon Tjauw Liem is geen onbekende in het district Nickerie. Vader Arthur (Asang) Tjon Tjauw Liem was eigenaar van de limonadefabriek TTL, die in 1951 werd opgericht. De limonade was in zeven kleur/smaken verkrijgbaar, te weten rood (cherry), geel (pineapple), groen (tangerine), lichtbruin (ginger), donkerbruin (cola), wit (cream soda).

In 1952 kwamen de soda fountain en clubgebouw Amigo op de hoek van de Wilhelminastraat en Oranje Nassaustraat (nu Bharosstraat). Op de bovenverdieping van de limonadefabriek was de recreatiezaal. Er werd gedamd, geschaakt, getafeltennist en er stond een biljarttafel. In het weekend was dat de danszaal. Er waren twee verenigingen die in het weekend gebruik maakten van de danszaal, Enjoy Yourself en Nickerie Sociëteit.

Het motorvaartuig Perica van de Scheepvaart Maatschappij Suriname NV (SMS) werd met gelden van het Welvaartfonds gebouwd en verzorgde  van 1950 tot 1975 de kunstvaartdienst tussen Paramaribo en Nickerie De Perica was zodanig gebouwd dat zij bij elke waterstand de Nickerierivier kon binnenvaren. De Perica vervoerde zowel passagiers, als beperkt vracht. Vertrekdagen uit Paramaribo waren maandag en donderdag en aankomst in Nickerie was op dinsdag en vrijdag. De reis duurde ongeveer 14 uur.

De 1e klasse op het bovendek bood ruimte aan 50 passagiers in een ruststoel, terwijl op het benedendek 125 passagiers 2e klasse op de houten banken konden reizen. Bij aankomst zowel als vertrek was op de steiger de belangstelling van de bevolking groot. De ezelkarren en taxi’s deden goede zaken, omdat mensen hun pakketten verstuurden of ontvingen en ook de overheidspost kwam met de Perica.

Deze verbinding was een uitkomst voor de Nickerianen die in de stad studeerden of werkten.

Door de komst van de Oost-West verbinding was het niet meer rendabel voor de SMS om de kustvaartdienst met de Perica te onderhouden.

Warmolt en Yvonne Brandon-Ceder

Klas 4b in 1966. In het midden Meester Pronk met o.a. Lucia Tjon Sieuw, Cynthia….., Marlene Jong A Tai, Shakuntala Ramnandanlal, Surindra Balwangir, Amresh Baldewpersad Tewarie, André Premchand, Rohit Girjasing, Freddy Watson, Johnny Watson.

Warmolt Brandon heeft vanaf 1965 zes en een half jaar gewerkt op Mulo Nickerie.. Wiskunde en gymnastiek waren de vakken die hij verzorgde.
’s Middags wandelde hij meestal naar de steiger om de aankomst van de Perica te zien. Bij een van deze aankomsten ontdekte hij de charmante Yvonne Ceder. Samen hebben ze fijne tijden in Nickerie beleefd en het mooi is dat ze nu nog levenspartners zijn.

Yvonne Ceder kwam in september 1966 als jonge leerkracht aan in Nickerie. En ze is er vijf jaar gebleven.  Zij gaf Duits en Engels. Ze vertelt dat de leerlingen maar een paar jaar jonger waren dan zij, maar dat ze toch altijd met respect behandeld werd. De heer Asin was toen directeur en de heer Bibaz was onderdireceur. Als leerkracht waren toen o.a. aan de school verbonden: mw. Bibaz, Balsear, Bilkerdijk, Devis, Doerga, Doekhi, Duin, Essed, Favery, Ganga, Gangapersad, Hermelijn, Matawlie, Rambaran, Swegobind, Tjon Tjauw Liem. De samenwerking met de leerkrachten heeft ze altijd als prettig ervarend.

In het natuurkundelokaal van Mulo Nickerie werd op 31 maart 1966 gefeest. Meester Cleo Pronk, onze wiskundeleraar, tevens klassevoogd, was jarig, Meester Pronk was zendamateur en de leerlingen luistgerden graag naar de verhalen die hij vertelde over zijn contacten met andere zendamateurs.